Op 26 juli 2018 vond het kort geding tussen FC Maense en de KNVB plaats bij de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht).
In deze zaak vorderde FC Maense bij vonnis:
-
het besluit van de Tuchtcommissie van de KNVB van 31 mei 2018 om HWD uit de competitie te nemen te schorsen,
-
te bepalen dat deze schorsing van het besluit zal gelden voor de periode totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de vernietiging van het betreffende besluit,
-
de KNVB te gelasten FC Maense voor het seizoen 2018-2019 toe te laten tot de 3e klasse zaterdag West II, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat de KNVB hiermee in gebreke blijft.
De voorzieningenrechter overwoog hierover het volgende. Aan FC Maense kan worden toegegeven dat de behandeling van de eerste twee tuchtrechtprocedures tegen HWD in verband met het inzetten van niet gerechtigde spelers de nodige tijd in beslag heeft genomen en dat er niet altijd even efficiënt is gehandeld. Ook de communicatie met FC Maense was voor verbetering vatbaar geweest. Na de eerste melding door FC Maense op 29 oktober 2017 is een aantal maanden verstreken voordat bij FC Maense bekend werd dat een schikkingsvoorstel was gedaan aan de beide spelers en HWD. Onzorgvuldigheden in de tenlastelegging van [A] hebben tot vertragingen geleid. FC Maense heeft bovendien terecht opgemerkt dat als in de zaak in verband [A] eerder daartoe was besloten, er meer ruimte was geweest voor het overspelen van wedstrijden. De voorzieningenrechter acht dit echter onvoldoende om aan te nemen dat het besluit van 31 mei 2018, als onredelijk moet worden beschouwd.
Voor dit oordeel is in de eerste plaats van belang dat niet kan worden aangenomen dat van een onredelijk lange procedure sprake is geweest. Een zorgvuldige behandeling van een (tucht)zaak kost nu eenmaal tijd en als fouten worden gemaakt neemt de procedure nog meer tijd in beslag. In deze zaak speelde daarbij mogelijk een rol dat de positie van de aanklager in amateurvoetbalzaken nieuw is. Niet onaannemelijk is dat deze omstandigheid heeft bijgedragen aan de langere behandelingstijd. Bovendien is het weliswaar niet ideaal te noemen dat aan het eind van de competitie wedstrijden opnieuw gespeeld moeten worden, maar een snellere afhandeling van de eerste twee tuchtzaken had er geen verandering in kunnen brengen dat de tuchtzaak van [C] pas aan het einde van de competitie speelde en dat op dat moment een maatregel getroffen moest worden. Voldoende gebleken is dat de tuchtcommissie bij het nemen van haar beslissing aan het einde van de competitie rekening heeft willen houden met alle betrokkenen. Haar besluit zou echter hoe dan ook op enigerlei wijze van invloed zou zijn op de uitslag van de competitie aangaande de plaats op de ranglijst van [ en/of van andere club(s). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt niet in te zien dat sprake is van omstandigheden die maken dat de tuchtcommissie in redelijkheid niet tot haar besluit heeft mogen komen.
FC Maense heeft tenslotte nog gesteld dat de poging van HWD om zich aan het eind van de competitie terug te trekken in verband met een tekort aan spelers, is gedaan met het oogmerk om de competitie negatief te beïnvloeden en FC Maense een hak te zetten. Ook het opnieuw inzetten van een niet gerechtigde speler zou om die reden zijn gedaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit echter niet voldoende aannemelijk gemaakt. Voor zover FC Maense hiermee heeft willen stellen dat de KNVB deze handelwijze van HWD had moeten onderkennen en om die reden niet tot het uit de competitie nemen van HWD had mogen overgaan, treft dit dan ook geen doel.
De conclusie van de voorzieningenrechter op grond van het voorgaande is dat op voorhand niet kan worden aangenomen dat de KNVB met haar besluit tot het uit de competitie nemen van HWD jegens FC Maense in strijd handelt met de reglementen van de KNVB en evenmin met de in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid. De vorderingen werden dan ook afgewezen.
Reactie plaatsen
Reacties